Cisco Systems E1000 Network Router User Manual


 
25
Wireless-N router
Linksys E1000 Hoofdstuk 2: Geavanceerde configuratie
Administration (Administratie)>
Management (Beheer)
De netwerkbeheerder kan het scherm Management
(Beheer) gebruiken voor het beheer van specifieke
toegangs- en beveiligingsfuncties van de router.
Administration (Administratie)> Management (Beheer)
Beheer
Ter beveiliging van de router moet u een wachtwoord
opgeven om het browsergebaseerde hulpprogramma van
de router te kunnen openen. Het standaardwachtwoord is
admin.
Router Password (Wachtwoord router) Voer een nieuw
wachtwoord in voor de router.
Re-enter to Confirm (Opnieuw invoeren ter bevestiging)
Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen.
Internettoegang
Web Utility Access (Toegang webhulpprogramma) HTTP
(HyperText Transport Protocol) is het communicatieprotocol
dat wordt gebruikt om verbinding te maken met servers
op internet. HTTPS maakt gebruik van SSL (Secure Socket
Layer) voor het versleutelen van gegevens die worden
verzonden en biedt daarmee een betere beveiliging.
Selecteer HTTP of HTTPS. De standaardwaarde is HTTP.
Web Utility Access via Wireless (Draadloze toegang
webhulpprogramma) Als u de router gebruikt in
een openbaar domein waarin u draadloze toegang
verleent aan gastgebruikers, kunt u draadloze toegang
tot het browsergebaseerde hulpprogramma van de
router uitschakelen. U hebt dan alleen toegang tot het
hulpprogramma via een bekabelde aansluiting. Houd
de standaardinstelling Enabled (Ingeschakeld) als u
draadloze toegang tot het hulpprogramma wilt toestaan.
Selecteer Disabled (Uitgeschakeld) als u de draadloze
toegang tot het hulpprogramma wilt blokkeren.
Externe toegang
Remote Management (Extern beheer) Selecteer
Enabled (Ingeschakeld) als u externe toegang tot de
router vanaf het internet (buiten het lokale netwerk)
wilt toestaan. In alle andere gevallen kiest u voor de
standaardinstelling Disabled (Uitgeschakeld).
Web Utility Access (Toegang webhulpprogramma)
HTTP (HyperText Transport Protocol) is het
communicatieprotocol dat wordt gebruikt om verbinding
te maken met servers op internet. HTTPS maakt gebruik
van SSL (Secure Socket Layer) voor het versleutelen van
gegevens die worden verzonden en biedt daarmee een
betere beveiliging. Selecteer HTTP of HTTPS. HTTP is de
standaardinstelling.
Remote Upgrade (Externe upgrade) Als u een externe
upgrade op de router vanaf het internet wilt kunnen
uitvoeren (dus van buiten het lokale netwerk), selecteert u
Enabled (Ingeschakeld). (De functie Remote Management
(Extern beheer) moet ook zijn ingeschakeld.) In alle andere
gevallen kiest u voor de standaardinstelling: Disabled
(Uitgeschakeld).
Allowed Remote IP Address (Toegestaan extern IP-
adres) Als u toegang tot de router wilt hebben vanaf
een extern IP-adres, selecteert u Any IP Address (Elk IP-
adres). Als u een extern IP-adres of een bereik van externe
IP-adressen wilt opgeven, selecteert u de tweede optie
en voert u de vereiste gegevens in de daartoe bestemde
velden in.
Remote Management Port (Poort voor extern
beheer) Geef het poortnummer op voor de externe
toegang. (Om toegang te krijgen tot de router moet u het
wachtwoord van de router opgeven.)
OPMERKING: wanneer u zich op een externe
locatie bevindt en de router wilt beheren, typt u
http://xxx.xxx.xxx.xxx:yyyy of
https://xxx.xxx.xxx.xxx:yyyy, afhankelijk van
of u HTTP of HTTPS gebruikt. Geef het specifieke
IP-adres voor internet van de router op in plaats
van xxx.xxx.xxx.xxx en geef het nummer van de
Remote Management Port (Poort voor extern
beheer) op in plaats van yyyy.
UPnP
Met Universal Plug and Play (UPnP) kunnen Windows-
besturingssystemen de router automatisch configureren
voor verschillende internettoepassingen zoals games en
videoconferenties.
UPnP Houd de standaardwaarde Enabled (Ingeschakeld)
aan als u UPnP wilt gebruiken. Selecteer anders Disabled
(Uitgeschakeld).
Allow Users to Configure (Gebruikers mogen
configureren) Houd de standaardinstelling Enabled
(Ingeschakeld) aan als u handmatig wijzigingen aan de
router wilt kunnen aanbrengen tijdens gebruik van de
UPnP-functie. Selecteer anders Disabled (Uitgeschakeld).