PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening 143
18
Surround-panregeling
Busconfiguratie en -besturing in surroundmodus
Als één van de drie surroundmodi (3-1 kan., 5.1 kan., 6.1 kan.) is geselecteerd, zal de busconfiguratie en -besturing van de
PM5D als volgt wijzigen.
MIX-bussen 1–8 of MIX-bussen 9–16 kunnen als
surroundbussen worden gebruikt zolang als een
surroundmodus is geselecteerd. (De keuze om MIX-bussen
1–8 of MIX-bussen 9–16 te gebruiken, wordt in het scherm
SURR SETUP van de functie MATRIX/ST bepaald.)
Als u de surroundmodus wijzigt, worden de volgende
surroundkanalen standaard aan elk van de MIX-bussen
toegewezen. (U bent vrij om deze toewijzingen later
te wijzigen.)
Opmerking
MIX-bussen die in het grijs zijn gearceerd in deze tabel
kunnen als conventionele MIX-bussen worden gebruikt. In de
modus 6.1 kan. werkt de bus MIX 8/16 alleen als FIXED-type.
Als u bijvoorbeeld MIX 1–8 hebt gekozen als
surroundbussen en de surroundmodus is 6.1 kan., is de
signaalbaan van de surround-panregeling als volgt.
Als een surroundmodus is geselecteerd, werken de MIX-
codeurs die aan de surroundbussen zijn toegewezen anders
dan normaal. Als MIX-bussen 1–8 bijvoorbeeld als
surroundbussen worden gebruikt, kunt u MIX-codeurs
1–8 van het gedeelte MIX gebruiken om de volgende
parameters te bewerken.
❏ Als de toets [MIX SEND] van het
gedeelte MIX is ingeschakeld
A L ↔ R
Verplaatst de surround-panregeling van het
geselecteerde kanaal tussen links en rechts.
B F ↔ R
Verplaatst de surround-panregeling van het
geselecteerde kanaal tussen vooraan en achteraan.
C Voordivergentie (alleen de modi 5.1 kan.
en 6.1 kan.)
Wijzigt de voordivergentie (de verhouding waarin een
signaal dat naar het midden is gepand naar de bus
vooraan midden en naar de bussen vooraan LR wordt
gezonden) van het geselecteerde kanaal.
Voordivergentie (de parameter DIV F) kan worden
gewijzigd als de modus 6.1 kan. wordt gebruikt.
D Achterdivergentie (alleen de modus
6.1 kan.)
Wijzigt de achterdivergentie (de verhouding waarin
een signaal dat naar achter is gepand naar de bus
achteraan midden en naar de bussen achteraan LR
wordt gezonden) van het geselecteerde kanaal.
E LFE (alleen de modi 5.1 kan. en 6.1 kan.)
Past het zendniveau van het signaal aan dat via het
geselecteerde kanaal naar de LFE-bus (Low Frequency
Effects) wordt gestuurd.
Tip
• Raadpleeg het scherm SURR PARAM in het gedeelte
Naslagwerk (
➥
p. 309) voor meer informatie over elk van de
parameters van de surround-panregeling.
• Als MIX-bussen 9–16 als surroundbussen worden gebruikt,
kunt u MIX-codeurs 9–16 gebruiken om bovenstaande
handelingen uit te voeren.
Surround
modus
MIX-bus
3-1 kan. 5.1 kan. 6.1 kan.
MIX-bus 1/9
L
(Vooraan L)
MIX-bus 2/10
R
(Vooraan R)
MIX-bus 3/11
C
(Midden)
Ls
(Achteraan L)
MIX-bus 4/12
S
(Surround)
Rs
(Achteraan R)
MIX-bus 5/13
C
(Midden)
MIX-bus 6/14
LFE
(Subwoofer)
Bs
(Achteraan
midden)
MIX-bus 7/15
LFE
(Subwoofer)
MIX-bus 8/16
Over de surroundbussen
Ingangskanaal 1
Ingangskanaal 2
De werking van het gedeelte MIX
1 2 3 4 5