Yamaha DSP5D Computer Monitor User Manual


 
14 Effecten
112 PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening
Een intern effect via een MIX-bus gebruiken
Dit gedeelte legt uit hoe u een intern effect via een MIX-
bus gebruikt. We kiezen als voorbeeld effect 1, wijzen MIX-
bus 1 toe aan de effectingang en de effectuitgang aan de FX
RTN-kanalen 1/2.
1
Druk in het gedeelte DISPLAY ACCESS
herhaaldelijk op de toets INPUT [PAN/
ROUTING] om toegang te krijgen tot het
scherm CH to MIX.
2
Zorg ervoor dat het selectievak type van de
MIX-bus 1 "VARI" aangeeft.
Als het vak "FIXED" aangeeft, klikt u op de knoppen
/ links en rechts om de aanduiding in "VARI" te
wijzigen en drukt u vervolgens op de toets [ENTER]
(of klikt u in het vak) om de wijziging door te voeren.
Dit vak selecteert de bediening van de MIX-bus (VARI
of FIXED). Als VARI is geselecteerd, kunnen de
zendniveaus van de bus worden aangepast.
Tip
De selectie VARI/FIXED is van toepassing op twee
aangrenzende MIX-bussen met (on)even nummers. Als de
effectingang stereo is, is het raadzaam om deze twee MIX-
bussen te koppelen.
3
Druk in het gedeelte DISPLAY ACCESS
herhaaldelijk op de toets [EFFECT] om toegang
te krijgen tot het scherm EFFECT PARAM.
4
Zorg ervoor dat het vak linksboven in het
scherm EFFECT 1 aangeeft.
In dit vak kunt u de effectmodule die u wilt bedienen,
selecteren. Als een andere effectmodule is geselecteerd,
klikt u op de knoppen / links en rechts en
selecteert u EFFECT 1.
Tip
U krijgt toegang tot het scherm EFFECT ASSIGN (functie
EFFECT) om alle acht effectmodules tegelijkertijd te bekijken
terwijl u signaalroutes toewijst aan de effectingangen en -
uitgangen, of om Bypass en Cue te bedienen (
p. 168).
5
Klik op de knoppen / links en rechts van
het vak L CH in het gedeelte INPUT om MIX 1
(MIX-kanaal 1) te selecteren en druk
vervolgens op de toets [ENTER] (of klik in
het vak).
Zo wijst u de uitgang van MIX-kanaal 1 toe aan de L-
effectingang.
Als er al een signaalroute is toegewezen, verschijnt er
een venster als u op de toets [ENTER] drukt, waarin u
wordt gevraagd de toewijzing te bevestigen. Klik op de
knop OK om de toewijzing te bevestigen.
Als u de effectuitgang in stereo wilt gebruiken, wijst u
MIX-kanaal 2 toe aan het vak R CH op dezelfde manier.
6
Zorg ervoor dat het vak L CH in het gedeelte
OUTPUT, FX RTN1L aangeeft en het vak R CH,
FX RTN1R aangeeft.
De vakken L CH/R CH in het gedeelte OUTPUT
selecteren de ingangskanalen die zijn toegewezen aan
de L/R-effectuitgangen.
Standaard worden de L/R-uitgangen van effect 1
toegewezen aan FX RTN-kanaal 1 (L/R). Als andere
kanalen zijn geselecteerd, gebruikt u de knoppen /
links en rechts van de vakken om respectievelijk FX
RTN1L en FX RTN1R te selecteren.
7
Stel de knop MIX BALANCE in op ongeveer 100.
De knop MIX BALANCE past de balans aan tussen het
originele geluid en het geluidseffect van het
uitgangssignaal van het effect. Als deze knop op de
positie 100 (%) is ingesteld, wordt alleen het
geluidseffect uitgevoerd.
8
Druk op de toets MIX SEND SELECT [1] in het
gedeelte ENCODER MODE om de
codeurmodus op "1" in te stellen.
Zo kunt u de codeurs van het ingangskanaal gebruiken
om het zendniveau van elk kanaal naar MIX-bus 1 aan
te passen.
9
Draai aan de codeurs van de INPUT channel
strip en de ST IN channel strip om het
zendniveau van het gezonden signaal van elk
kanaal naar MIX-bus 1 aan te passen.
Verhoog de codeur van het FX RTN-kanaal dat u gebruikt als
de effectretour niet. Hierdoor wordt de effectuitgang opnieuw
naar de ingang gezonden, wat mogelijk oscillatie veroorzaakt.
Tip
De zendpositie van de signalen die worden gezonden van
de ingangskanalen naar de MIX-bus, kan voor elk kanaal
worden opgegeven (
p. 51).
U kunt het zendniveau ook op een andere manier
aanpassen. Schakel hiervoor de toets [MIX SEND] in het
gedeelte MIX in, selecteer met de toets [SEL] een
ingangskanaal en schakel de overeenkomstige MIX-codeur
in (
p. 51).
CH to MIX Selectievak type
EFFECT PARAM
Gedeelte OUTPUT
Gedeelte INPUT Knop MIX BALANCE
De effectmodule die u gebruikt