PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening 129
16
Afstandsbesturing
Als u een waarde instelt op SW, ENC of FAD, wordt
deze waarde aan de status van de regelaar gekoppeld.
Als u bijvoorbeeld instellingen hebt bepaald zoals
getoond in het volgende scherm, wordt de laatste
waarde gekoppeld aan de faderpositie en wijzigt die in
een bereik van 0–127.
Als u op een vak klikt met een ingevoerde
hexadecimale waarde, wordt het bereik van waarden
die als een geldig MIDI-bericht (inclusief dat vak)
kunnen worden geïnterpreteerd rood. Het onderste
deel van het scherm toont het MIDI-kanaal
(MIDI CH), berichttype (TYPE) en gegevenswaarden
(DATA 1, DATA 2) voor dit MIDI-bericht, waardoor
u kunt nagaan of het juiste MIDI-bericht
werd ingevoerd.
U kunt de volgende knoppen gebruiken om het bericht
in dit venster in te voeren of te bewerken.
Klik op de knop OK als u klaar bent met het invoeren
van gegevens in het venster MIDI REMOTE SETUP.
De hexadecimale waarden worden in het MIDI-
berichtvak van het scherm MIDI REMOTE ingevoerd.
B Het type bericht bepalen
Met deze methode geeft u het gewenste MIDI-kanaal,
het berichttype en de gegevenswaarde op. Die worden
naar de juiste hexadecimale waarden geconverteerd.
Ga op dezelfde manier als voor methode
1 naar het
scherm MIDI REMOTE SETUP en klik op het eerste
vak waarin u gegevens wilt invoeren.
Klik vervolgens op de knoppen / links en rechts
van het vak TYPE om het berichttype te selecteren.
Gebruik vervolgens de vakken MIDI CH, DATA 1 en
DATA 2 om het MIDI-kanaal en verscheidene waarden
op te geven. De waarden die in de vakken MIDI CH,
DATA 1 en DATA2 kunnen worden geselecteerd,
verschillen naargelang het berichttype dat u eerst hebt
geselecteerd.
Als u de waarde van DATA 1 of DATA 2 instelt op
SWITCH, ENCODER (alleen beschikbaar voor
codeurs) of FADER (alleen beschikbaar voor faders),
wordt deze waarde aan de status van de regelaar
gekoppeld.
Knoppen
Verplaats het gemarkeerde gedeelte naar
links of naar rechts.
Knop INS
Voert een spatie (witruimte) in op de
gemarkeerde positie. Door op de toets
<Insert> van een PS/2-toetsenbord te
drukken, krijgt u hetzelfde resultaat.
Knop DEL
Verwijdert het teken op de gemarkeerde
positie. Door op de toets <Delete> van een
PS/2-toetsenbord te drukken, krijgt u
hetzelfde resultaat.
Knop CLEAR
Wist het hele bericht dat in de MIDI-
berichtinvoervakken werd ingevoerd.
Knop PASTE
Plakt het bericht dat naar het
buffergeheugen is gekopieerd met de
knop COPY.
Knop COPY
Kopieert het bericht van het invoervak voor
het MIDI-bericht naar het tijdelijke
buffergeheugen. Gebruik dit in combinatie
met de knop PASTE om een bericht van
één regelaar naar een andere bank of
regelaar te kopiëren.
TYPE MIDI CH DATA 1 DATA 2
NOTE OFF
1–16
Nootnummer
(0–127)
Noot-uit-
aanslagsnelheid
(0–127)
NOTE ON
Noot-aan-
aanslagsnelheid
(0–127)
KEY
PRESSURE
Drukwaarde
(0–127)
CONTROL
CHANGE
Besturings-
nummer
(0–127)
Besturingswaar
de (0–127)
PROGRAM
CHANGE
Programma-
nummer
—
CHANNEL
PRESSURE
Drukwaarde
(0–127)
PITCH BEND
Pitch bend
MSB (0–127)
Pitch bend LSB
(0–127)
EXCLUSIVE
MESSAGE
—
Hexadecimale waarden die werden ingevoerd
Berichttype