Yamaha DSP5D Computer Monitor User Manual


 
INPUT ø/EQ-functie
286 PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Naslagwerk
INPUT ø/EQ-functie
Hier kunt u de EQ-parameters van het geselecteerde
ingangskanaal bewerken.
A Kanaalselectie
Hiermee selecteert u het ingangskanaal (ingangskanaal
1–48, STIN-kanaal 1–4 L/R, FXRTN-kanaal 1–4 L/R).
B Naam
De naam van het momenteel geselecteerde
ingangskanaal. Als het ingangskanaal is gepaard (of als
er een ST IN-kanaal of FX RTN-kanaal is geselecteerd),
wordt er een hartsymbool weergegeven aan de
rechterkant. Voor een ingangskanaal kunt u op dit
symbool klikken om paren in of uit te schakelen.
C EQ ON/OFF
Hiermee schakelt u de EQ voor het betreffende kanaal
in of uit.
D EQ LINK GROUP
Hiermee selecteert u de EQ-koppelingsgroep (1–8)
waartoe de EQ van het betreffende kanaal behoort. EQ-
parameters worden gekoppeld voor ingangskanalen die
bij dezelfde groep horen.
Opmerking
De EQ-koppelingsgroepen van het ingangskanaal zijn
onafhankelijk van de EQ-koppelingsgroepen van het
uitgangskanaal.
E LIBRARY
Met deze knop opent u het INPUT EQ LIBRARY-
scherm ( p. 289), waarin u EQ-
bibliotheekinstellingen voor ingangskanalen kunt
opslaan/oproepen.
F ATT (attenuation, verzwakking)
Met deze knop past u de hoeveelheid verzwakking/
versterking aan onmiddellijk na AD-conversie in een
bereik van –96 dB tot +24 dB. Dit wordt gekoppeld
met de ATT-knop in het ø/ATT 1–48-scherm en het ø/
ATT STIN/FXRTN-scherm. De huidige waarde wordt
weergegeven in het vak onder de knop.
G EQ TYPE
Hiermee selecteert u het type EQ. Als u de TYPE I-
knop inschakelt, wordt het algoritme geselecteerd dat
wordt gebruikt in de 02R-serie. Als u de TYPE II-knop
inschakelt, wordt een nieuw ontwikkeld algoritme
geselecteerd. Met TYPE II wordt de interferentie tussen
banden verminderd.
H EQ-diagram
In dit diagram wordt bij benadering de respons van de
EQ-parameters weergegeven. De gekleurde verticale
lijnen geven de FREQ (middenfrequentie) aan van de
band voor de parameter waarbij de cursor zich bevindt.
(De kleur van elke lijn komt overeen met de
knopmarkeringen voor de banden.) De responscurve
verandert als u de Q of GAIN van elke band bewerkt.
I Niveaumeters
Met deze meters worden de piekniveaus vóór EQ en na
EQ aangegeven. Als het signaal voor of na EQ wordt
geknipt, licht het OVER-segment op.
J EQ FLAT
Met deze knop worden de GAIN-parameters van alle
banden ingesteld op de standaardwaarde (±0,0 dB).
Als u op deze knop klikt, wordt een bevestigingsbericht
weergegeven.
K HPF (High Pass Filter)
Het laag-af-filter dat zich na de verzwakking en voor
EQ bevindt, kan worden in-/uitgeschakeld en u kunt
de cutoff-frequentie aanpassen. De cutoff-frequentie
kan worden ingesteld van 20–600 Hz.
L Knoppen
Met deze knoppen past u de Q, FREQ
(middenfrequentie) en GAIN (hoeveelheid versterking/
cut) voor elke band aan.
M (LOW-shelving)
Als deze knop is ingeschakeld, functioneert de LOW
EQ als een EQ van het shelving-type. De Q-knop
verdwijnt.
N (HIGH-shelving)
Als deze knop is ingeschakeld, functioneert de HIGH
EQ als een EQ van het shelving-type. De Q-knop
verdwijnt.
O LPF (Low Pass Filter)
Als deze knop is ingeschakeld, functioneert de HIGH
EQ als een laag-af-filter. De Q-knop verdwijnt en de
GAIN-knop wordt gebruikt om de LPF in/uit te
schakelen.
EQ PARAM (EQ-parameter)-scherm
EQ PARAM
1 2 3 54
987 6 J
MK NOL