PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening 135
16
Afstandsbesturing
5
Bepaal op dezelfde manier de functie en
parameter voor andere GPI IN-poorten.
Met deze instellingen wordt de overeenkomstige
PM5D-functie uitgevoerd als u een extern apparaat
gebruikt om de GPI IN-poort actief te maken. (Als een
voortdurend wijzigende parameter is toegewezen,
varieert de parameterwaarde volgens de wijziging
in voltage.)
Tip
De instellingen in het scherm GPI zijn van toepassing op alle
scenes. Deze instellingen kunnen ook op een geheugenkaart
worden opgeslagen als SETUP-gegevens.
Indien nodig kunnen de voltagewaarden waarbij de PM5D
lage en hoge niveaus detecteert, aangepast worden volgens
het voltage van de signalen die worden ingevoerd via de
GPI IN-poort.
U kunt dit gebruiken om het variabele bereik van een
PM5D-parameter in te stellen overeenkomstig de wijziging
in voltagebereik die door een voortdurend wijzigende
regelaar (zoals een joystick) wordt geproduceerd.
1
Sluit een extern apparaat aan op de GPI-
aansluiting van de PM5D.
2
Druk in het gedeelte DISPLAY ACCESS
meerdere keren op de toets [MIDI/REMOTE]
om toegang te krijgen tot het scherm GPI.
3
Selecteer in het gedeelte GPI IN MONITOR
bovenaan rechts van het scherm de GPI IN-
poort die u wilt kalibreren.
Als u een tweedimensionale regelaar, zoals een joystick,
kalibreert, klikt u op de knoppen / links en rechts
van de velden X-AXIS en Y-AXIS om de twee GPI IN-
poorten op te geven.
Stel één van de poorten in op "----" (geen toewijzing)
als u slechts één GPI IN-poort kalibreert.
Als u een GPI IN-poort opgeeft, wordt het voltage van
die GPI IN-poort aangegeven door een geel symbool
in het afluistergedeelte GPI IN. In dit geval komt de
horizontale positie (X-as) overeen met het voltage van
de GPI IN-poort die in het veld X-AXIS is geselecteerd
en de verticale positie (Y-as) komt overeen met het
voltage van de GPI IN-poort die in het veld Y-AXIS is
geselecteerd.
De rode lijn (of het rode vierkant) dat in het
afluistergedeelte GPI IN wordt weergegeven, geeft het
bereik weer tussen hoog en laag niveau voor de GPI
IN-poorten, overeenkomstig de Y-as en de X-as.
Tip
Indien nodig kunt u op de knop REVERSE klikken om het lage
niveau en het hoge niveau van het invoersignaal te inverteren.
(Het resultaat is hetzelfde als bij het wisselen van de instelling
POLARITY van de GPI IN-poort.)
4
Schakel de knop CALIBRATION in.
De rode lijn (of het rode vierkant) in het
afluistergedeelte GPI IN verdwijnt tijdelijk en alleen het
gele symbool blijft.
5
Varieer het voltage van het signaal dat in de
GPI IN-poort wordt ingevoerd zoals
aangegeven in stap drie van de maximum-
naar de minimumwaarde als u slechts één GPI
IN-poort kalibreert.
Het gele symbool beweegt omhoog/omlaag of links/
rechts naarmate het voltage wijzigt. De dunne rode lijn
wordt langer volgens deze wijziging en de maximum-
en minimumvoltagewaarden voor de overeenkomstige
GPI IN-poort worden opgeslagen.
6
Beweeg de joystick 360 graden als u een
joystick kalibreert.
Het gele symbool draait. Het rode vierkant wordt
overeenkomstig breder en de maximum- en
minimumvoltagewaarde van de GPI IN-poorten die
overeenkomen met de X-as en de Y-as worden
opgeslagen.
7
Schakel de knop CALIBRATION uit.
De maximum- en minimumvoltagewaarden die
gedetecteerd zijn, worden onthouden als de
referentiewaarden voor de hoge en lage niveaus.
(Bij besturing van een voortdurend wijzigende
parameter worden de maximum- en minimumwaarde
van die parameter op deze referentiewaarden gericht.)
Tip
De resultaten van de kalibratie zijn van toepassing op alle
scenes. Ze worden zelfs bewaard als de PM5D wordt
uitgeschakeld.
De GPI IN-poorten kalibreren