Yamaha DSP5D Computer Monitor User Manual


 
5 Bewerkingen met ingangskanalen
42 PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening
FX RTN-kanalen 14
Deze kanalen worden vooral gebruikt om de retoursignalen (stereo) van de interne effecten te verwerken. Als de
ingangsrouting op standaard is ingesteld, worden de linker en rechter kanalen van interne effecten 1–4 toegewezen aan
deze kanalen.
INPUT PATCH
Hiermee wordt een ingangssignaal aan het
ingangskanaal toegewezen.
ø (Phase)
Hiermee wordt geschakeld tussen de fasen van het
ingangssignaal.
MS DECODE (alleen ingangskanalen/ST IN-
kanalen)
Hiermee wordt het MS-decodeerproces in- en
uitgeschakeld als een MS-microfoon is aangesloten.
ATT (Attenuator)
Hiermee wordt het niveau van het ingangssignaal
verzacht of versterkt.
HPF (High Pass Filter)
Een hoogdoorlaatfilter die alles onder de opgegeven
frequentie verzwakt.
4 BAND EQ (4 band equalizer)
Een parametrische equalizer met vier frequentie-
banden: HIGH, HIGH MID, LOW MID en LOW.
GATE (alleen ingangskanalen en ST IN-kanalen)
Een dynamische processor die kan worden gebruikt
voor gating en ducking.
COMP (Compressor) (alleen ingangskanalen en ST
IN-kanalen)
Een dynamische processor die kan worden gebruikt
als compressor, expander of limiter.
INPUT DELAY (alleen ingangskanalen en ST IN-
kanalen)
Hiermee wordt het ingangssignaal vertraagt. Zo kunt
u gedetailleerde aanpassingen maken in de relatieve
timing tussen kanalen.
LEVEL/DCA 1–8
Hiermee wordt het ingangsniveau van het effect
aangepast.
ON (aan/uit)
Hiermee wordt het ingangskanaal in- of
uitgeschakeld. Als het kanaal is uitgeschakeld, wordt
het gedempt.
PAN
Hiermee wordt de panregeling aangepast van het
signaal dat van het ingangskanaal naar de STEREO-
bus wordt verzonden. Indien nodig, kan deze
paninstelling ook worden toegepast op signalen die
naar twee gekoppelde MIX-bussen worden gestuurd.
LCR (Left/Center/Right)
Hiermee wordt een driekanaalssignaal (linker, rechter
en middelste kanaal) naar de STEREO-bus gestuurd.
MIX 1–24 (Mix send level 1–24)
Hiermee wordt het zendniveau van het signaal dat
van het ingangskanaal naar de MIX-bussen 1–24
werd gestuurd, aangepast. U kunt uit de volgende
mogelijkheden kiezen voor de positie van het signaal
dat naar de MIX-bus wordt gestuurd: meteen voor
de 4-bands EQ, pre-fader of post-fader.
INSERT (alleen ingangskanalen en ST IN-kanalen)
Hiermee kunt u de routing van de gewenste
uitgangs- en ingangspoort aanpassen zodat u kunt
toevoegen of verwijderen, waardoor een externe
effectprocessor of ander apparaat kan worden
bijgevoegd. U kunt de locaties wijzigen.
DIRECT OUT (alleen ingangskanaal en ST IN-
kanalen)
Dit kan worden verbonden met een uitgangspoort
en het ingangssignaal kan rechtstreeks van die
uitgangspoort worden verzonden.
METER
Hiermee wordt het niveau van het ingangskanaal
aangegeven. Het niveaudetectiepunt kan worden
gewijzigd.
Opmerking
De signaaltoewijzingen van ingangsrouting tot ingangskanaal
kunnen worden bewerkt met de functie INPUT PATCH van
het scherm INPUT PATCH.
Om de parameters van een ingangskanaal te wijzigen,
kunt u zowel de paneelregelaars (bv. INPUT channel
strip, ST IN/FX RTN channel strip, gedeelte SELECTED
CHANNEL) gebruiken als het gepaste scherm in de
display en de parameters op het scherm wijzigen.