Brother HL-2060 Printer User Manual


 
GEBRUIKERSHANDLEIDING
1-16
Handinvoer
Papier wordt automatisch vanuit de papierbak ingevoerd. Vanuit de
universele bak en de bovenste papierbak kunnen zelfs enveloppen worden
ingevoerd. Daarnaast kan papier via de universele bak ook vel voor vel
worden ingevoerd. Zie pagina 3-15 voor automatische papierinvoer en
pagina 3-15 voor handmatige papierinvoer.
Vier interfaces
De printer is voorzien van een snelle bi-directionele parallelle interface,
een RS-232C seriële interface, een USB-interface (universele seriële bus)
en een MIO-interface (MIO = modulaire input/output).
Maakt uw software gebruik van deze bi-directionele parallelle interface,
dan kan de status van de printer via de computer worden gecontroleerd.
Deze interface is volledig compatibel met de industriestandaard bi-
directionele parallelle interface. Zie pagina 2-15.
De RS-232C seriële interface is een industriestandaard en kan via een
standaard seriële kabel dan ook op iedere computer worden aangesloten.
Zie pagina 2-15.
De universele seriële bus is een interface waarmee de printer op meerdere
randapparaten aangesloten kan worden (alleen Windows 98).
De MIO-interface geeft de mogelijkheid om algemeen verkrijgbare MIO-
compatibele insteekkaarten te gebruiken. Met een dergelijke kaart kunt u
meer dan één interfacepoort gebruiken, bijvoorbeeld voor netwerken of
printer-sharing. Zie pagina 5-7.
Automatische interfaceselectie
Deze printer kan automatisch de bi-directionele parallelle interface, de
RS-232C seriële interface, de USB-interface (universele seriële bus), of
de MIO-interface kiezen, afhankelijk van de poort waar de gegevens
binnenkomen. Dankzij deze eigenschap kan de printer op meerdere
computers tegelijk worden aangesloten. Zie pagina 3-5.
Vijf emulaties
Deze printer emuleert de Hewlett-Packard
®
laserprinter - LaserJet 5
(PCL
®
6), PostScript
®
Level 2 taalemulatie (Brother BR-Script Level 2)
printers, de industriestandaard HP-GL™ plotter, evenals de EPSON
®
FX-
850™ en IBM
®
Proprinter XL
®
printers. U kunt alle software gebruiken
die minstens één van deze emulaties ondersteunt. Zie pagina 3-1.