HOOFDSTUK 4 BEDIENINGSPANEEL
4-21
■ Seriële interface
Wilt u de seriële interface gaan gebruiken, zorg er dan voor dat u de
communicatieparameters op de printer en de computer hetzelfde instelt.
U moet deze ook voor de automatische interfaceselectie instellen.
Melding op LCD-scherm Parameters Instellingen
BAUDRATE= 9600 BaudRate
(transmissiesnelheid)
150, 300, 600, 1200, 2400, 4800,
9600, 19200, 38400, 57600,
115200 baud
AANTAL BITS=8bits Aantal bits
7 bits of 8 bits
PARITEIT =GEEN
Pariteit
(controle op
gegevensfouten)
None, even, of oneven
STOP BITS = 1BIT
Stop bits
(gegevensscheiding)
1 of 2
XON/XOFF=AAN Xon/Xoff
(protocol voor
aansluitings-
bevestiging)
AAN: DTR & Xon/Xoff-
aansluiting
UIT: alleen DTR-aansluiting
DTR(ER) =AAN
(werkt alleen wanneer
Xon/Xoff=AAN)
Gegevensterminal
gereed (ER)
AAN: Maak DTR (ER) laag
als de buffer vol is.
UIT: Maak DTR (ER) niet laag
als de buffer vol is.
DTR(ER) wordt alleen laag
wanneer de printer off-line
staat.
ROBUUST XON =UIT
(werkt wanneer
XON/XOFF=AAN)
Robuust Xon AAN: Zendt tijdens het wachten
Xon.
UIT: Zendt Xon eenmaal, wanneer
de printerstatus verandert
van off-line naar on-line.
■ Universele seriële bus (USB) interface
Als uw computer een USB-interface heeft, kunt u de printer en de
computer met deze USB-interface op elkaar aansluiten. Wanneer de
USB-interface gebruikt wordt, selecteert u de interface als volgt op het
LCD-scherm:
I/F=USB